“Ik heb NU een ambulance nodig”, schreeuwt hij.

Het is zaterdagmiddag, de lentezon laat zich zien en ook op de meldkamer is de energie die dit goede weer met zich meebrengt te voelen. De telefoon gaat en ik ben aan de beurt om op te nemen.
“Meldkamer ambulance, vanuit welke plaats belt u?”
Ik krijg een man aan de telefoon, hij is hevig in paniek.
“Ik heb nú een ambulance nodig”, schreeuwt hij.
Ik vraag nogmaals naar de plaats. Meneer is zo in paniek dat hij het moeilijk vindt uit te leggen waar hij is. Ik kijk mee of ik zijn locatie kan zien. Op het moment dat ik zie op welk vakantiepark hij is, kan hij het ook zelf vertellen.
“Bij welk huisje of welke plek moeten we zijn?”
Na deze vraag twee keer gesteld te hebben, krijg ik te horen dat het bij de speeltuin is en dat het om een meisje van 6 gaat.
“Wat is precies uw noodgeval”, is de volgende vraag die ik stel. Ik heb nog steeds geen idee wat er aan de hand is.
“Stuur nu een ambulance %*{^£\”
Ik ga er beter voor zitten en vraag nogmaals wat er aan de hand is.
De man is heel erg in paniek, seconden tikken voorbij en ik zit op het puntje van mijn stoel wetende dat er iets met een meisje is in de speeltuin van het vakantiepark. Ik stuur alvast een ambulance met spoed richting het vakantiepark. Ik druk op de mute knop om mijn collega snel bij te spreken. Mijn collega geeft de info die ik heb door aan de ambulance en ze wachten het gesprek verder af.
Voor mijn gevoel ben ik tijd aan het verspillen want het meisje moet blijkbaar erg in nood zijn.
Ik ga nogmaals een poging doen: “Meneer kunt u mij alstublieft vertellen wat er aan de hand is. Ik wil u graag helpen maar zonder informatie kan ik niet inschatten welke hulp het meisje nodig heeft”.
“Ik zeg je toch dat er nu een ambulance moet komen en al stuur je er 10 dat maakt mij niks uit”

Eigenlijk moet ik heel hard zuchten maar dat gaat niet helpen om meer informatie te krijgen. Deze melding geeft me geen fijn gevoel. Wat is er daar toch aan de hand?
“Meneer is er iemand in uw buurt die mij kan helpen?”
Dan hoor ik aan de andere kant een hele diepe zucht. Ik hoor de man niet meer in de telefoon spreken maar zijn ongenoegen uiten tegen een andere persoon…

Jeetje we zijn al 4 minuten in de melding en ik zit letterlijk op de rand van mijn stoel. Ik moet nu echt meer informatie krijgen.
“Hallo?” klinkt het aan de lijn. Een rustig klinkende dame heeft het gesprek overgenomen.
“Hoi, u spreekt met de meldkamer ambulance, kunt u mij helpen door te vertellen wat er aan de hand is?”
De dame begint rustig te vertellen: “Mijn dochter is gevallen met haar fiets en heeft haar tandje door de lip.”
“Is ze goed aanspreekbaar?”, v
raag ik. “Ja”, antwoordt de moeder, “Ze is flink geschrokken”. Ondertussen hoor ik ook het meisje goed door huilen. De moeder is nu dicht bij haar dochter en ik kan goed uitvragen wat er aan de hand is. Ik kan in ieder geval al horen dat ze goed kan ademen. Ik vraag of ze bloed verliest.
“Dat valt wel mee,” zegt de moeder. "Ze heeft een tandje door haar lip gehad en ze mist er nu een. Lachend zegt de moeder: "Maar die zat al los, dus dat is helemaal niet erg, hè meid?” Het meisje snikt en haar moeder probeert haar duidelijk gerust te stellen. Ze is inmiddels zelf op schoot gaan zitten bij haar vader. De situatie is rustig en er is geen levensgevaar.
Ik stel nog wat aanvullende vragen en kom samen met de moeder tot de conclusie dat een bezoek aan de huisartsenpost de beste zorg op dit moment is. Dit had mama zichzelf ook al bedacht en ik verbind haar door met de dichtstbijzijnde huisartsenpost. Ik verbreek mijn verbinding en kan nu zelf ontspannen. Deze melding kon echt alle kanten op gaan, maar liep gelukkig goed af.

Lisa,
Verpleegkundig centralist, meldkamer ambulance Limburg